Artikelen © Diana Vernooij 2013
terug naar Artikelen

Stille tijd

lezing voor de reformatorische studentenvereniging in Delft
26 maart 2013

Mag ik jullie uitnodigen voor een eerste meditatie:

“Bedenk (…) hoe zij (…) met de zoete Jezus hebben gehandeld. Zij hebben hem (…) een kroon, die zij van doornen gevlochten hadden, op Zijn hoofd gezet, en hebben Hem een purperen mantel omgehangen, en een rietstok, in plaats van scepter, in de hand gegeven; zij namen een rietstok en sloegen daarmee op Zijn hoofd. En dat, opdat de scherpe doornen des te meer in Zijn hoofd zouden gaan. Daartoe bogen zij hun knieën voor Hem en zeiden spottend: Weest gegroet, koning der Joden.
Zij bespogen hem en gaven hem kinnenbakslagen. Zo wreed en onbarmhartig hebben zij met de zoete Jezus gehandeld. Gelijk de joden in het huis van Kajafas hem bespotten in Zijn profetisch ambt, zo hebben deze heidenen in het rechthuis van Pilatus Hem bespot in Zijn koninklijk ambt.
Ga gij nu, o gelovige ziel, in dit rechthuis van Pilatus, en zie hoe de ware Koning Salomo door Zijn moeder, dat is Zijn Kerk, gekroond is, Hooglied 3:11. En hoe deerlijk Hij is mishandeld, en dat uit liefde voor u, daar Hij was een Koning aller koningen van de hemel en de aarde, Dien de engelen moeten aanbidden. Die hier zo bespot en bespogen was, in Zijn Heilig aangezicht geslagen, en hoe zij Hem een kroon van doornen op Zijn hoofd hebben gedrukt, dat het bloed van Zijn heilig hoofd af is gelopen.
Bedenk dit, zeg ik, opdat uw ziel daardoor temeer gevoed mag worden, en met hemelse bedenkingen vervuld, en des te overvloediger in zijn liefde met Hem verenigd mag blijven.”

Het geestelijk leven (p. 90), Theodorus ŕ Brakel (1608-1669), nadere reformatie.

Bij meditatie denken we al snel aan iets nieuws onder de zon, een nieuwe mode die van het oosten is komen overwaaien samen met de yoga in het buurthuis en de Boeddhabeelden bij de Blokker. Het aantal meditatiecentra neemt nog steeds toe en meestal gaat het dan ook om vormen uit het oosten. Toch bestaat er in het Christendom ook een hele oude traditie van meditatie.
We naderen Pasen en bevinden ons in de zogenaamde Stille Week. Stilte nodigt uit tot bezinning en contemplatie. Toeleven naar Pasen, het meemaken van de gang van Jezus, van de intocht in Jerusalem tot zijn opstanding, is een van de meest bekende contemplaties in het Christendom. Daarom ben ik ermee begonnen. Het citaat is van Theodorus ŕ Brakel (1608-1669), een theoloog uit de nadere reformatie die in de meditatie vooral een emotionele vorm van gemeenschapsoefening met God zag, gericht op de toestand van de ziel. Ik nodigde jullie uit om te ervaren wat een dergelijke tekst met je doet. En in de loop van dit uur zal ik jullie nog een paar keer vragen mee te gaan met hele korte meditaties om even je tenen in het water te steken van de verschillende vormen van meditatie.

Boeddhistische meditatie lijkt inmiddels meer nieuwe beoefenaars in Nederland te krijgen dan christelijke meditatie. Vanavond geef ik jullie vooral achtergrondinformatie over christelijke en boeddhistische meditatie, verschillende stromingen en vormen. En we proeven een paar korte meditaties.

Christelijke meditatie

De joodse traditie kende van oudsher al de praktijk van het prevelen van teksten uit de Thora. Teksten werden herhaald, uit het hoofd geleerd, herinnerd, geproefd en herkauwd. De eerste christenen en de woestijnvaders van de eerste eeuwen hebben deze traditie verder ontwikkeld.
Gebed en meditatie liggen dicht bij elkaar. “Heer Jezus, zoon van God, ontferm u over mij, zondaar.” Al vroeg bij de woestijnvaders kwam deze bijbeltekst (Marc 10:48, de roep van de blinde Bartimeus) als het Jezusgebed in zwang. Het werd als een mantra eindeloos herhaald om het redenerend denken tot zwijgen te brengen en het hart te openen voor de aanwezigheid van Christus. Ook in navolging van de Joodse wijze van bidden werd het eucharistisch gebed gebeden als dankgebed bij de maaltijd en het getijdengebed ingevoerd, vooral door de kloosters, die zich vanaf de 4e eeuw ontwikkelden.
Bij de kluizenaars in de woestijn was getijdengebed en meditatie een geheel. Naast de vieringen die zij hielden, baden zij de hele dag door tijdens het werken.

Bidden, mediteren en contempleren zijn drie sterk met elkaar verbonden beoefeningen in de traditie van het Christendom. Door de eeuwen heen is daar telkens weer op een andere manier invulling aan gegeven. In die tijd al ontstond de spanning tussen meditatie en contemplatie. Meestal werd meditatie gezien als gebed, inleving in de woorden. Contemplatie is het schouwen van God, woordeloos.
De plek van stille aandacht of het vormen van mensvormige beelden van God, de emotie of de leegte – verschillende stromingen benadrukken een verschillende insteek.

Origenes (185 – 254) had het over een driedeling:

  • 1- Het fundament van de opgang naar God is de beoefening van de deugden die leidt tot liefde en vrijheid van hartstochten. Men komt tot innerlijke vrede.
  • 2- Het in de wereld waarnemen van God, de wezenlijke kenmerken van God in de dingen. Men komt in een staat van gebed.
  • 3- Het schouwen van God, de contemplatie volgt als het God behaagt.
    Daar komt geen bijbelkennis bij te pas.

    Augustinus onderscheidde een soortgelijk meditatieve niveaus van het zielenleven

  • 1- rust en inkeer;
  • 2- het los komen van alle begeerten (dat is helemaal Augustinus’ thema);
  • 3- en uiteindelijk het schouwen van de goddelijke waarheid.
    Augustinus benadert Gods Woord met de volgende gebedsmethode:
  • aandachtig luisteren,
  • in het geheugen opslaan,
  • door nadenken herkauwen
  • en door daden uitvoeren.
    en daarbovenuit moeten wij boven de meditatie in eigen hart uitstijgen naar God zelf toe, als een voorsmaak op de eeuwigheid.

    Benedictus, 480-550 stichtte een middeleeuws klooster. Daar werd het getijdengebed belangrijk en de gezamenlijke of persoonlijke lectio divina. Het getijdengebed houd in dat men zeven maal daags en een maal ’s nachts in gebed bijeenkomt in de kapel om psalmen te bidden en hymnen te zingen. De lectio divina gaat om een lezing van de Heilige Schrift met het hart, om het eigen geestelijk leven te voeden.
    Men houdt zich aan de trits:

  • lezen van de schrift,
  • mediteren op de tekst,
  • antwoorden op Gods woord met een gebed
  • en verwijlen in contemplatie.

    Meditatie en contemplatie worden van elkaar onderscheiden. Meditatie staat voor een intense vorm van nadenken: nauwlettend betasten en in je opnemen van de tekst. Contemplatie is de scherpe blik van de ziel, innerlijke schouwing van God.
    Er is een geleidelijke overgang: mediteren geschiedt vanuit menselijke inspanning, contemplatie is een gave Gods. De hoogste vorm van contemplatie is extase.

    In de late middeleeuwen neemt de betekenis van beelden bij de meditatie toe, de beeldende kunst in getijdenboeken, devotiebeelden, gericht op het opwekken van gevoelens. Dit is vooral voor beginners bedoeld. De gevorderden stegen daarboven uit naar contemplatie.
    Geert Grote benadrukte de inleving, met name de inleving in de lijdensweg van Jezus, dat kon zou moeten leiden naar het navolgen van Christus. Ook Ignatius van Loyola, de stichter van de Jezuďetenorde, gebruikte de inlevende vorm – en dat leidde tot de tot vandaag toe gebruikte Ignatiaanse meditatie van innerlijk zien, ruiken, tasten en smaken. De verbeelding rond een bepaalde tekst of thema brengt een geloofsproces op gang. Met het onderwerp voor ogen vraag je God, na voorstelling en inleving, om wat je wilt en verlangt Ignatiaanse oefeningen leiden tot de beste keuze voor iemand in concrete omstandigheden.

    Teresa van Avila gebruikte het begrip meditatie voor de redenerende vorm van overweging. Daarnaast pleitte zij voor het inwendig gebed, de innerlijke biddende gevoelsmatige omgang met de Heer. Het ideaal was de hele dag door een innerlijk besef van Christus’ aanwezigheid met zich te dragen. Men kwam dan vanzelf tot het gebed van inkeer, een voorstadium van contemplatie. God schenkt je de genade van contemplatie, maar tot het zover is mediteer je door het gebed te bidden en je innerlijk gevoelsmatig tot Christus te keren.
    In contemplatie neemt God het initiatief over. De menselijke vermogens van verstand, verbeelding en wil komen tot rust en storen Gods werk niet langer. Extasen en verrukkingen kunnen optreden.

    Luther (1483 – 1546) heeft aan het begin van de reformatie zich afgekeerd van de getijdengebeden. Meditatie was voor hem schriftmeditatie. Hij las hardop en overwoog het gelezene, waarbij de overweging overging in gebed. Ze zijn later de vier grote B’s benoemd: bedenken, bedanken, belijden en bidden. Je leest een tekst, bedenkt wat God je leert in deze woorden, bedankt hem ervoor, je belijdt hem en bidt vervolgens om iets concreets. Voor hem geen contemplatie als mystieke verzinking. Voor hem geen contemplatie. De Godservaring zag hij als een gave van Gods woord midden in het leven van een christen dat altijd door strijd en aanvechting gekenmerkt wordt.
    Uiterlijke omstandigheden of nood van de mens dreigen hem van God af te trekken, dat is de aanvechting. Ten diepste is het God die ons hierin beproeft, die ons uit onze zelfgenoegzaamheid wil losrukken. Wij worden ontdekt aan onze zwakheid en dat drijft ons tot Gods barmhartigheid. Daar de aanvechting ervaren wij Gods woord als een diep gevoeld bevrijdend woord.

    Bij Calvijn (1509 – 1564) stond de menselijke nood, het onvermogen om zichzelf te helpen centraal. Verootmoediging en schuldbelijdenis kregen een centrale plek bij de start van iedere kerkdienst. Maar sterker nog dan in de kerkdienst werd het gezin de plek van het gebed. De vader werd de priester van het huis, de driemaal daagse gebeden konden kleine kerkdiensten worden. In kleine kring werd samen gebeden, gezongen, gelezen, en geestelijke lectuur en ervaringen besproken.

    Belangrijk verschil tussen katholieke meditatie en protestantse meditatie was bij de protestanten de lezing van de schrift en het gebed in de landstaal. Het gebed kreeg een vrijere vorm.
    Bovendien was alles wat zich aan meditatie afspeelde iets voor kloosterlingen. Pas in de zeventiende eeuw, na Calvijn dus, ontstond er grote belangstelling voor meditatievormen en contemplatie die bereikbaar werden voor de ontwikkelde leken.

    Theodorus ŕ Brakel en zijn zoon Wilhelmus (samen tussen 1608 – 1711) waren onderdeel van de nadere reformatie en zij herintroduceerden de meer emotionele vorm van gemeenschapsbeoefening met God, vanuit de schriftlezing in de protestantse kerk.

    Dan komen we met grote stappen in de moderne tijd. Want in de 18e en 19e eeuw zijn er nauwelijks ontwikkelingen op het gebied van meditatie.

    Waren door de reformatie katholieke, doopgezinde, lutherse en remonstrantse geloofsuitingen verboden geraakt, door de verlichting en alle maatschappelijke ontwikkelingen daarna was meditatie en contemplatie sowieso is een verdacht licht komen te staan. Pas aan het eind van de 18de eeuw werd er weer godsdienstvrijheid toegestaan.

    In de loop van de 19e eeuw bloeiden meer esoterische vormen van meditatie op, theosofie, antroposofie en ook werden weer middeleeuwse handschriften herontdekt en uitgegeven. De Ignatiaanse meditatie kreeg een enorme vlucht. Ook het kloosterleven trok aan, er werden in de 19e eeuw vele actieve congregaties gesticht. Het verschil met de kloosterorde is dat zij zich naast de meditatie richtten op goede werken in de maatschappij, zoals missie, ziekenzorg, bejaardenzorg, scholen, maatschappelijk werk, enz.

    In Nederland werden verschillende kloosters opengesteld voor leken, om deel te nemen aan de getijden.
    Daarnaast werden de afgelopen tientallen jaren, voor katholieken na het 2e Vaticaans Concilie in 1965, de persoonlijke geloofsbeleving belangrijk en ontstonden er vele cursussen, retraites en geloofsgroepen die allerhanden vormen van meditatie en gebed introduceerden. Zo ben ik zelf nog een tijd betrokken geweest bij de Santenkraam, een stichting voor bijbelse spiritualiteit en creativiteit, die allerhande kunst- en expressievormen inzette voor geloofs¬verdieping, zoals dans, bibliodrama, iconen schilderen, verhalen vertellen.

    Het zijn met name christelijke kloosterlingen geweest die de oosterse meditatie naar het westen hebben gehaald voor de 2e wereldoorlog, zoals Thomas Merton, een trappistenmonnik, Hugo Makibi Enomiya Lasalle, een jezuďet en missionaris in Japan. Zij hebben de lijn naar het zenboeddhisme gelegd. In Nederland heeft Mimi Marechal vanaf de jaren 60 het zenboeddhisme meegenomen naar retraitecentrum De Tiltenberg.
    Ook werden er in kloosters, zoals in Zundert en op De Tiltenberg boeddhistische retraites gehouden, al dan niet in combinatie met christelijke eucharistie. Ook vele protestanten vonden zo hun weg naar het getijdengebed of de meditatie.

    Boeddhistische meditatie

    Zo ben ik natuurlijkerwijs aangekomen bij het boeddhisme in Nederland.
    Na de tweede wereldoorlog zijn niet alleen westerse mensen naar het Oosten getogen, ook zijn uit allerlei verschillende Aziatische landen monniken en lama’s naar het westen getogen om er het boeddhisme te brengen. Het Boeddhisme is geen missionerende religie, het waren vooral de maatschappelijke ontwikkelingen die zorgden voor verspreiding.

    Korte instructie:

    Zitten, rechtop, voeten op grond, handen op dijbenen, open, ogen geloken.
    Ontspan
    Tot tien tellen met de ademhaling mee, en weer opnieuw. Ben je afgeleid, terug bij 1 beginnen – je hoeft nergens te komen, niets te bewijzen. Doe het en zie wat het je brengt.
    Ben je afgeleid, heb je een gedacht, merk op dat je denkt en keer terug naar het tellen van de ademhaling.

    Dit is een kenmerkende instructie voor zazen, alleen-maar-zitten, zenmeditatie. Meestal in periodes van 20 minuten, afgewisseld met 5 minuten loopmeditatie, waarna opnieuw 20 minuten wordt gezeten, een uur of 6 – 8 per dag, de hele dag in volkomen stilte. Wat je doet is voortdurend je gedachten onderbreken en je aandacht naar je ademhaling brengen, zonder ophouden en zonder oordelen over te hebben. Langzaam wordt je geest geconcentreerder. Zazen is een vorm van concentratie-meditatie die tot een heldere gerichte geest leidt.

    Zenboeddhisme is in het westen vooral geďntroduceerd door christelijke kloosterlingen, die in Japan hebben gewoond. D.T. Suzuki, hoogleraar boeddhistische filosofie bracht vooral dmv lezingen, vertalingen en overdracht zen naar de VSt. In de jaren 50 gaf hij daar ook les. Het zenboeddhisme is waarschijnlijk als eerste naar het westen gekomen.

    In 1959, toen de inval van China in Tibet plaatsvond, vluchtten vele lama’s en monniken naar India en trokken van daaruit over de wereld. Het oorspronkelijke Tibetaanse boeddhisme dat eerder een geheime religie is dan een missionerende raakte verspreid over het hele westen.
    Chogyam Trungpa, een erkende reďncarnatie van een lama die moest vluchten uit Tibet en daarom al vanaf zeer jong onderwezen was in alle rituelen en kennis, kwam in 1963 op 24-jarige leeftijd naar Engeland. Hij leidde een nogal vrij en virtuoos leven, richtte tal van scholen en een universiteit op en schreef vele boeken. Hij zocht naar een goede integratie van Tibetaans boeddhisme in een westerse levensstijl.

    Een andere monnik die naar Nederland kwam was Vipassanaleraar Mettavihara. In 1973 werd hij naar Nederland gezonden om een tempel te vestigen, met name voor Thaise vrouwen die in Indonesië met Nederlandse mannen waren getrouwd en naar Nederland waren geëmigreerd. Hij bezocht het hippiecentrum De Kosmos, kreeg de schrik van zijn leven, maar ontdekte dat deze hippies rijp waren voor het echte meditatiewerk en startte met meditatielessen aan Nederlanders, in Waalwijk, Amsterdam en Groningen.

    Op dit moment zijn er tientallen scholen en stromingen van boeddhisme in ieder westers land vertegenwoordigd. Bij de BUN alleen als zijn 42 boeddhistische centra aangesloten vaak met meerdere vestigingen in verschillende steden van Nederland en dit rijtje is lang niet uitputtend.

    In het westen is met name de meditatiepraktijk overgenomen en wordt dat als de kern van “het boeddhisme” beschouwt. De boeddhistische levenswijsheid wordt ook nog omarmd, dat kun je zien aan het aantal boeken dat wordt verkocht, maar de ethiek is amper ontwikkeld.
    De meditatie is in boeddhistische landen eigenlijk aan de echte kloosterlingen voorbehouden, zoals in vorige eeuwen ook in Nederland. Ook al is het in veel landen de gewoonte dat leken tijdelijk intreden en voor enige weken tot enige jaren monnik of non zijn voordat zij weer een gewoon leven als leek leiden, in de meeste klooster wordt minder gemediteerd dan hier in een boeddhistische retraite.

    Het boeddhisme voor leken bestaat in boeddhistische landen vooral uit dana, de kunst van het geven – voedsel aan de monniken, maar ook aan elkaar. Geven is de belangrijkste deugd om te ontwikkelen, het gaat namelijk rechtstreeks tegen onze neigingen van hebzucht en afkeer in.
    Ik ben gevraagd om vooral te vertellen over boeddhistische meditatie maar moet daarbij iets meer vertellen over wat het boeddhisme is om het begrijpelijk te maken. Ik houd het kort bij het basisprincipe.

    Het boeddhisme is geen godsdienst. Het is een levenswijze waarin men tot inzicht wil komen in de wezenlijk aard van het bestaan en zo tot verlichting te geraken. En wat is de definitie van verlichting? Een verlicht persoon is niet meer in staat zichzelf of een ander kwaad te berokkenen. Hij of zij kan alleen nog maar goeds betekenen voor de wereld.

    Er zijn drie zaken die onze verlichting verduisteren, en dat is de mens aangeboren neiging om onszelf te bevoordelen boven anderen. We identificeren ons met ons ego, ons ikje en laten ons gedrag bepalen door valse ideeën over waardoor we gelukkig zouden kunnen worden:

  • 1- hebzucht, begeerte – het willen hebben van het een
  • 2- afkeer, haat, woede – het niet willen hebben van het ander
  • 3- onwetendheid, het idee dat we gelukkig worden als we maar genoeg leuks pakken en het vervelende weten af te weren.

    Meditatie is een manier van inkeer waardoor je in je eigen geest de mechanismen gaat herkennen van deze 3 waarheden.
    Allereerst is meditatie het herkennen dat je neigingen en gedachten hebt. Je beseft dat die gedachten je natuurlijke lichamelijke lijden versterken. Je angst voor wat er gaat gebeuren, je hebzucht om iets te krijgen dat je nog niet hebt – dat veroorzaakt geestelijk lijden.
    Je ziet je gedachten en neigingen gaan, herkent ze voor wat ze zijn: de wens van je ego om niet onder ogen te zien dat het geen eeuwigheidswaarde bezit, dat de wereld niet uiteindelijk bevredigend is voor het ego, en dat het lijden bestaat.

    In meditatie los je het geloof in die basishouvasten op en krijg je een grond in de boeddhanatuur, de vonk in je bewustzijn die je lijn naar verlichting is, volledig los zijn van te toebrengen van kwaad aan jezelf of anderen.

    De verschillende scholen beoefenen op steeds weer andere wijze de meditatie. Zelfs binnen een stroming is er een groot verschil van mening over de wijze waarop. Ik herinner me de discussie in De Tiltenberg toen de coördinator zenmeditatie besloot dat voortaan niet meer met het gezicht naar de muur maar met het gezicht naar binnen toe werd gemediteerd.

    Wat zijn de kenmerkende verschillen?

    Er is het chanten of reciteren van soetra’s

    Het mediteren in de Nichiren Boeddhisme is vooral gewijd aan het herhalen van een mantra. Die mantra is: ‘Nam myoho renge kyo’. Wat zoveel betekent als ‘Ik wijd mij aan de mystieke leer van oorzaak en gevolg.’ Deze mantra wordt vrij monotoon gezongen en eindeloos herhaald. Bokser Lucia Rijker is aanhanger van deze stroming. In de documentaire over haar carričre zien we haar chanten voor haar wedstrijden. Zij won alle profwedstrijden die ze deed in kickboksen en gewoon boksen.
    In zenkloosters en zenretraites worden dagelijks de Hartsoetra (Prajnaparamita) en nog andere soetra’s gereciteerd in het Japans of Sanskriet. Kloosterlingen kennen de gereciteerde versies van de soetra’s uit het hoofd.

    Tibetaanse monniken hebben het chanttechniek ontwikkeld die 3 tonen tegelijk voortbrengt, een diepe bastoon, een een octaaf hoger en een nog hogere toon. Ook op klankschalen wordt gemediteerd.
    De Tibetaanse gebedsmolens heb je wellicht al eens op tv gezien. Monniken draaien de gebedsmolens rond en chanten daarbij de basismantra: OM MANI PADME HUM. Deze mantra behoort bij de Boddhisattva van Mededogen. De klanken horen oer-energieën op te roepen die zuiverend werken en wijsheid oproepen.

    Theravadamonniken chanten ook. Ik was in een vrouwenklooster waar meer werd gechant dan gemediteerd. In datzelfde klooster in Thailand woonde ik het chanten van 4 monniken bij dat uren doorging zonder dat er hoorbaar werd ademgehaald.

    Chanten is een vorm van mediteren waarbij je geest het zwijgen wordt opgelegd en je jezelf vol toewijding losmaakt van gedachten en afleidingen.

    Stille meditatie
    Stilte in de buitenwereld is een hulpmiddel voor een stille binnenwereld. Wij kennen onze binnenwereld als een interne dialoog. Voortdurend gaan er woorden en gedachten door ons hoofd. We praten tegen onszelf, oefenen het gesprek met anderen of herkauwen de gesprekken die we gevoerd hebben. We hebben ingevingen en stellen onze lijstjes op, we maken plannen en dagdromen een eind heen. Mindfulnesstrainingen in de hele wereld helpen mensen om niet in die gedachtencirkels te schieten maar in het hier en nu te blijven. Mindfulness is begonnen bij Jon Kabat-Zinn, die in een ziekenhuis de Theravadameditatie invoerde als hulpmiddel bij bestrijding van pijn. Hij werkte met die mensen die in de pijnpoli waren uitbehandeld, mensen met chronische pijn. Hij was ervan overtuigd dat meditatie zou helpen om de paniek te bestrijden, en om van moment tot moment te zijn bij wat er is, soms is er pijn, soms is er geen pijn of minder pijn. Als er geen of weinig pijn is kun je voluit leven, als er pijn is moet je je in acht nemen. Zo simpel was zijn recept en het hielp. Hij mocht het alleen geen vipassanameditatie noemen, omdat dat Boeddhisme zou zijn, en ‘dus’ religie, en ‘dus’ niet acceptabel als methode. Hij heeft het Mindfulness genoemd en inmiddels is het de hele wereld over als methode tegen depressie, tegen stress, tegen alles wat we verergeren door erover te gaan piekeren.
    Theravadameditatie lijkt in zekere zin op zenmeditatie. Ook hier stiltemeditatie op een kussentje, met gekruiste benen, onbeweeglijk, en in dit geval 45 minuten ipv 20, afgewisseld met 45 minuten hele langzame loopmeditatie. Maar de instructie is anders.

    Kleine instructie:
    Ga goed zitten. Let op de ademhaling, in dit geval op het rijzen van de buik bij de in- en uit ademhaling of de beweging van de haartjes bij je neus. Ontspan en richt je aandacht op je ademhaling. …
    Wees je nu bewust van wat je geest doet. Ben je afgeleid? Kun je benoemen wat het was dat je geest van de ademhaling deed weg gaan. Gedachte, gevoel, wat was het? Denk er niet over na, grijp het bij de staart, geef het een naam en ga terug naar je ademhaling, in en uit, rijzen en dalen. …
    Ben je opnieuw afgeleid? Wat was het, kun je het benoemen? Was het een lichamelijke gewaarwording, een geluid – benoem het en keer terug.

    Het verschil met de zenmeditatie is dat je niet alleen terugkeert naar de ademhaling maar dat je eerst probeert te vatten wat het was dat je geest deed. Als je afgeleid bent, dan gebruik je je opmerkzaamheid om te beseffen wat je geest deed. Er was misschien een gedachte, dan benoem je dat als gedachte en gaat terug naar de ademhaling. Er was misschien een lichamelijke sensatie, jeuk bijvoorbeeld, die je aandacht afleidde, of een geluid of lichamelijk ongemak. Ook dat kun je benoemen. Nog iets anders kan een emotie zijn, een diep gevoel dat om een naam vraagt: angst, of schrik of blijdschap. Nog verder kan het een mechanisme zijn dat je herkent: ik zit me boos te maken of ik zit te dagdromen. Zo leer je de gedachtenpatronen in je geest kennen en onderbreken. Uiteindelijk doorsta je al dit soort ongemakken en patronen, door ernaar te kijken, niet meteen te reageren of het weg te willen werken of te willen vasthouden. Je kijkt ernaar en laat het wegzakken. Dit is de weg tot ultieme zelfkennis en inzicht in de werking van de geest.

    Tibetaanse meditatie verschilt het meest van zen en vipassanameditatie. In Tibet was de magische Bön religie actief, voordat het boeddhisme binnenkwam. Het Boeddhisme raakte ermee versmolten. Bovendien had het de tantrische kennis meegenomen uit India, een meer esoterische vorm van kennis, voordat in India het boeddhisme helemaal werd verdrukt door de islam en het hindoeďsme. Het heeft geleid tot krachtige psychologische technieken met sterke symboliek in een sfeer van inwijdingen. Tibetaanse boeddhisten houden ervan veel voorwerpen in hun meditatie te betrekken. Ik sprak al over gebedswielen en mantra’s, Tibetanen werken ook met vlaggen, mantra’s in rolletjes, mandala’s, zandtekeningen, offerandes, etc. In het westen heeft vooral de Tibetaanse vorm geleid tot inspiratie in de psychologische praktijk. De bedoeling is de energie van de negatieve emoties om te buigen tot krachtige verlichtingsinstrumenten.
    De meditatie kan gepaard gaan met visualisaties, of concentratie op een beeld of voorwerp. Ook hier is de intentie hetzelfde: tot een rustige geest komen die de slagen van het leven onverstoorbaar aan kan.

    Tot zover mijn beschrijving van de boeddhistische meditatie.
    Het is een interessante ontwikkeling, het boeddhisme in het westen. Wederzijdse beďnvloeding kan leiden tot nieuwe spirituele wegen die de moeite waard zijn verder te ontwikkelen.

    Diana Vernooij

    Met dank aan 'Handboek christelijke meditatie, vertrekpunten, wegen en vruchten' onder redactie van Lex Boot, Boekencentrum Zoetermeer 2011.

    terug naar: start
    Dit is de site van Diana Vernooij